27 april 2012

Het leven zoals het is: Californië

Momenteel staat onze dagelijkse routine een beetje op z’n kop. We hebben immers bezoekers. We proberen om hen zoveel mogelijk te laten proeven van het Amerikaanse leven en de prachtige omgeving. Tot hiertoe hebben ze een beetje pech gehad met het weer, maar daar komt stilaan verandering in. Dit weekend trekken we richting Palm Springs en daar zal de zon ongetwijfeld ook van de partij zijn. Vorig weekend namen we hen mee naar LA en de voorbije twee dagen zaten ze in San Diego.
Een verslag van onze belevenissen met de Belgische delegatie krijgen jullie volgende week. Wat ik eerst met jullie wil delen, is hoe onze weekends er hier uitzien als we niet op ‘uitstap’ zijn. De twee weekends voor onze gasten arriveerden zijn daar goeie voorbeelden van. Het zijn dagen waarop je beseft hoe anders het leven hier is dan thuis. Mooier weer. Een heel andere omgeving. Andere mensen. Weinig sociale verplichtingen en dus veel vrijheid om je agenda te beheren. Een kans om geld uit te geven achter elk hoekje.

Op vrijdag 6 april ging ik salsadansen met Zoe, Eryn en nog enkele andere dames. Ter herinnering: Zoe is mijn lieftallige bureaugenote en Eryn is de knappe griet uit Nieuw-Zeeland. We kregen een lift van Joy en Cassie, vriendinnen van hen en tevens jonge academici. We trokken naar Tapas – Flavors of Spain, een restaurant / night club. Ik ging ervan uit dat ik me wel uit de slag zou kunnen trekken op de dansvloer. Ik volgde immers ooit een salsacursus in de Nijdrop en vond dat toen geweldig plezant. Ik stond er niet bij stil dat mijn geheugen misschien een beetje roestig zou zijn (geen idee wanneer die cursus precies plaatsvond, maar het was in ieder geval in de oude Nijdrop – die zijn deuren sloot in augustus 2006 – wat ik nog weet aangezien ik op de dag van de laatste fuif aangereden werd door een auto).
Het werd een leuke avond. Ik stond slechts 4 keer op de dansvloer, maar dat was genoeg :-)  Er werd enkel in koppelvorm gedanst, waarbij vrouwen werden uitgenodigd door mannen. Erg traditioneel. Degenen die me konden overtuigen om mijn stoel te verlaten, bleken achtereenvolgens: een oudere Zuid-Amerikaanse gentleman die me geduldig de basispassen opnieuw aanleerde, een Aziatische blaaskaak die dacht dat hij bijzonder goed danste maar er in werkelijkheid niets van bakte, een computernerd die nogal geïnteresseerd bleek in opnieuw afspreken met zowel mij als het Duitse meisje naast mij, en een knappe jongeman die een fantastische danser bleek maar enkel Spaans sprak. Tussendoor heb ik heel wat afgelachen en gewoon getetterd met de meisjes. Rond 2u bracht Cassie ons veilig naar huis.

met Eryn en Zoe


de Duitse Steffi, ik, Zoe

Op zaterdag besloten we een bezoekje te brengen aan één van de stranden in de buurt waar we nog niet geweest waren: Crystal Cove Beach. We parkeerden aan de Pelican Point Entrance en namen het wandelpad richting strand. We installeerden ons een uurtje of twee op onze handdoek en wandelden daarna nog wat over het strand. Een relaxte namiddag.









Op zondag skypten we eerst met het thuisfront, om vervolgens wat aan het zwembad te gaan chillen. Ik genoot er enorm van, want het was de eerste keer dat ik dit kon doen met een boek en mijn mp3-speler. In het vorige quarter (dus in de periode voor spring break) moest ik in het weekend altijd nog artikels lezen voor het vak dat ik volgde op maandag, maar gelukkig zijn mijn weekends nu weer ‘werkloos’. Om 16u30 pakte ik mijn boeltje bij elkaar, want om 17u30 moest ik klaarstaan om op tunnelexcursie te vertrekken. Amerikanen geven graag overal een naam aan, maar eigenlijk was dit gewoon een sociale activiteit met Ushinotes, het koor waar ik hier deel van uitmaak. We gingen samen eten en vervolgens zingen in een tunnel. Waarom? Gewoon omdat dat leuk is. De tunnel had een geweldige akoestiek. Achteraf ging ongeveer de helft van de groep nog een ijsje eten, maar aangezien ik zelf bijna een ijsje was, ben ik toch maar naar huis gegaan.
De foto's hieronder zijn van buurvrouw Helene.







Het volgende weekend waren we uitgenodigd op een feestje. Wel, eigenlijk op twee feestjes, maar aangezien ze gelijktijdig plaatsvonden en we het eerste al hadden toegezegd, was het tweede onmogelijk. Het feestje dat we hadden toegezegd was een potluck party met mensen van het koor. Het feestje waarvan we de uitnodiging moesten afslaan, was er eentje bij Zoe. Jammer maar helaas.
Op zaterdagnamiddag trokken we naar The District om inkopen te gaan doen voor ’s avonds. Het ‘potluck’ concept is hier erg populair en houdt in dat iedereen iets te eten en drinken meebrengt. Het feestje waarop we uitgenodigd waren, had als titel ‘Around the world in 80 days!’, met de bijhorende opdracht om eten en drinken uit een ander deel van de wereld mee te brengen. Een makkie voor ons. We dachten dat we wel enkele Belgische specialiteiten zouden kunnen vinden bij Wholefoods, een gigantische supermarkt waar je niet alleen eten kan kopen maar ook verorberen. Tussen de ‘gewone’ producten door staan (zowel warme als koude) bereidingen die je aan tafeltjes achter de kassa (dus nadat je ze betaald hebt) kan opeten. In het midden van de winkel staat bovendien een wine & tapas bar. Toch een beetje een vreemd concept.
We vonden er kaas, stokbrood en een indrukwekkend aanbod aan Belgische bieren. Stella en Hoegaarden vind je hier wel vaker, maar bij Wholefoods verkochten ze zelfs (twee soorten) Malheur en een aantal bieren waarvan we nog nooit gehoord hadden. Onze keuze viel uiteraard op het Buggenhoutse nat.

Europese bieren bij Wholefoods.
De etiketten van sommige Malheur-flessen hingen om één of andere reden ondersteboven…



Voor ons bezoekje aan de supermarkt gingen we in de cinema kijken naar ‘Mirror, mirror’, kochten we een extra valies bij Target, en lieten we ons gsm-contract verlengen voor nog eens drie maanden. Erna was het tijd om ons klaar te maken en te vertrekken.


Het feestje vond plaats in het huis van Fatima en Allison. Het bier viel in de smaak en het werd een rustige, gezellige avond. Bij de start van het feestje werden nog wilde plannen gemaakt om ‘drinking games’ te spelen (lees: het merendeel van de aanwezigen was dan wel 21+, maar een stuk jonger dan wij), maar als puntje bij paaltje kwam kroop iedereen in de zetel om gewoon wat te zeveren en naar grappige muziekvideo’s te kijken. Terwijl werden fluo ‘jelly shots’ verorberd: appelsienpartjes waarvan de appelsien vervangen was door gelatine met een fluo kleurtje doordrenkt met vodka.
Op het einde van de avond werd ‘Catch Phrase’ bovengehaald, een gezelschapsspel waarbij je een bepaald woord of een uitdrukking moet proberen duidelijk te maken aan de anderen zonder het woord zelf te gebruiken. Een makkie in het Nederlands, maar in het Engels bleek het best moeilijk. Zeker in het midden van de nacht. Gelukkig mochten we de woorden die we niet kenden overslaan. Zonder dat we het goed en wel in de gaten hadden, werd het 3 uur. Tijd om naar huis te gaan.

Op zondag hadden we oorspronkelijk een bezoek aan het Orange County Great Park gepland, maar wegens te laat uit bed was dat niet meer de moeite. Als alternatief kozen we voor South Coast Plaza, het grootste, duurste en enige overdekte winkelcentrum in de buurt. Het bleek een gigantische verzameling van winkels, onmogelijk allemaal te bezoeken op één namiddag. De winkels verspreiden zich over meerdere verdiepingen en worden gegroepeerd in meerdere complexen die met een voetgangersbrug met elkaar verbonden worden.
We vielen achterover van de prijzen van de schoenen bij Jimmy Choo, ontdekten dat in de aanwezige carrousel geen paarden maar konijnen rondjes liepen, staarden naar gigantische aquariums zomaar in het midden van een winkel, en tikten verrassend genoeg enkele koopjes op de kop.






Op maandagavond had ik een afspraak bij de kapper. Die bevindt zich in Fashion Island, en we besloten dit te combineren met een avondmaal in de Cheesecake Factory. We bezochten dus 3 malls in 3 dagen (The District, South Coast Plaza, Fashion Island). Voor Davy was het genoeg geweest :-)



26 april 2012

On the road (deel 2)

Met een beetje vertraging volgt hier deel twee van onze roadtrip. Waar waren we gebleven?

Dag 6: Big Sur – Monterey
(Ilse)

Onderweg van Big Sur naar Monterey hielden we halt in Carmel. Dit is een kuststadje waar ze graag geld uitgeven. Of dat is althans wat de vele dure winkels er suggereren. Het meest bekende feit geassocieerd met dit Knokke van Californië is wellicht dat Clint Eastwood er ooit burgemeester was.
We reden langs de missiepost en parkeerden de auto ergens in het centrum. Omdat het te fris was voor een wandeling op het strand, kuierden we even door de winkelstraten. Het meest indrukwekkende dat we tegenkwamen, was een winkel met prachtige, handgemaakte cowboylaarzen. Jammer genoeg was mijn portemonnee te klein voor een aankoop.

missiepost Carmel


We vervolgden onze weg via de ’17 mile drive’. Dit is een tolweg (je moet dus betalen om er te mogen rijden) die langs enkele prachtige uitkijkpunten leidt. Hieronder volgt een opsomming van de hoogtepunten.

1.      Huckleberry Hill:


2.      Poppy Hills golfterrein


employee of the month parking

3.      Spanish Bay




4.      ‘The restless sea’ @ Point Joe




5.      ‘Bird Rock’ bleek vol te liggen met zeeleeuwen.


6.     Elke lente worden zeehonden aangetrokken door het witte zand van dit strand om er kleintjes te baren.


7.    ‘De eenzame cipres’, één van de meest gefotografeerde bomen ter wereld.


8.      The Ghost Tree:




Aangekomen in Monterey, verkenden we Cannery Row. Dit was ooit the-place-to-be voor het verwerken en inblikken van sardientjes. De naam van de straat (‘rij van conservenfabrieken’) was oorspronkelijk slechts een bijnaam, maar werd in 1958 officieel gemaakt als eerbetoon aan de gelijknamige roman van John Steinbeck. De laatste sardientjesfabriek sloot in 1973. Vandaag de dag is het grootste deel van de buurt in de grijpgrage handen van horeca-uitbaters gevallen. Dankzij de vele winkeltjes, restaurants, hotels en clubs is de straat een enorme trekpleister voor toeristen.





Met knorrende magen schoven we ’s avonds aan tafel in Louie Linguini’s Seafood Shack. Het bleek een leuk restaurantje te zijn, met aan de muren tientallen bewerkte foto’s van Louie Linguini himself in de meest grappige en bizarre omstandigheden. Davy kreeg er een behoorlijke portie eten voorgeschoteld. We wierpen nog een blik op de oceaan en wandelden moe, maar meer dan voldaan, richting motel.




Dag 7: Monterey – Ano Nuevo State Park – Santa Cruz
(Davy)

In de voormiddag brachten we nog wat tijd door in de buurt van het strand van Pacific Grove, meer bepaald aan het Lovers Point. Een leuke plek voor een pas getrouwd koppel, al is de oorspronkelijke naam eigenlijk Lovers of Jesus Point. Het is een mooi strandje met coole surfers en een parkje. We genoten van het uitzicht en kuierden over het wandelpad in noordelijke richting, omgeven door talrijke ijsbloemen.











Na een snelle hap van bij Starbucks was het tijd om te vertrekken naar het Ano Nuevo State Park. Dit natuurgebied ligt 110 kilometer ten noorden van Monterey en is de thuishaven van een enorme kolonie zeeolifanten. Ondanks een onverwachtse file waren we nog net op tijd voor de geleide wandeling waarvoor we gereserveerd hadden. Een fijne wandeling met een aangename gids en een aantal leuke plaatjes van de beestjes. We konden niet goed kiezen, dus krijg je er hieronder heel wat te zien.










zo'n mannetjesolifant is eigenlijk echt een lelijk beest...



In het park blijkt zich trouwens ook olie te bevinden. Die borrelt gewoon op uit de grond, zoals je kan zien op onderstaande foto. Gelukkig zijn er genoeg mensen die het park en de dieren beschermen tegen winstbejag. De olie wordt dus niet ontgonnen.



Na het bezoek aan de zeeolifanten reden we 40 kilometer zuidwaarts, naar Santa Cruz. Na het inchecken in ons motel (waar de uitbaatster noteerde dat we afkomstig waren uit ‘Belgam’) gingen we nog even richting downtown. We werden gelokt door de klanken van YMCA, die ergens uit de boxen van een pizzeria schalden. De obers en het keukenpersoneel bleken er elk weekend de keet in vuur en vlam zetten met danspasjes, jongleerkunsten met (plastic) pizza’s, luidkeelse kreten en handgeklap. Een beetje een vreemde vertoning, maar een trucje dat duidelijk werkt. Gelukkig was de pizza ook effectief lekker.


Onze reisgids vertelde ons dat Santa Cruz een beetje een schizofrene stad was met een bonte mengeling aan inwoners: surfers, hippies, yuppies gevlucht uit Silicon Valley, studenten van UCSC en daklozen. Op ons maakte Santa Cruz een artistieke en vintage indruk door de hippe clubs, de vele muurschilderingen en de uiteenlopende kunstwerken in het straatbeeld.





Dag 8: Santa Cruz
(Davy)

Op onze rustdag in Santa Cruz waren de weergoden ons wederom niet goedgezind. Wie durft er te beweren dat het nooit regent in Californië? Het regende dus. Na het ontbijt op onze motelkamer trokken we gewapend met paraplu naar de winkelstraat met enkele leuke (vintage) winkels. Het shoppen was meer dan moeite waard en het weer klaarde geleidelijk aan op.




’s Middags aten we bij Hoffman’s. We ontdekten dat dit restaurant enkele maanden tevoren nog op televisie was geweest in ‘Restaurant: Impossible’. Een reality-programma waarin de Britse chef Robert Irvine en zijn team elke week een restaurant in slechte papieren trachten te redden van een faillissement. Een gelijkaardig concept als ‘Ramsay’s Kitchen Nightmares’. Na het middageten wandelden we richting de oceaan, meer bepaald naar de vuurtoren, waar nu een surfmuseum gevestigd is. We passeerden daarbij enkele zeer ervaren surfers die onstuimige golven trachtten te beheersen. Steamer Lane is één van de bekendste surfplekken in Californië en enkel geschikt voor de grote jongens. Een herdenkingsplek op één van de uitkijkpunten over de oceaan getuigt van de onverbiddelijkheid van de natuur. In het surfmuseum zagen we dan weer het bewijs dat haaien geen lieve beestjes zijn.


We vonden het nieuwe interieur van Hoffman’s best mooi en het eten was ook dik in orde.









Daarna gingen we naar de Beach Boardwalk. Een pretpark aan de rand van het strand met de Cocoanut Grove (een gigantisch lunapark), botsauto’s, een oude paardenmolen (uit 1911), een reuzenrad, …  Eén attractie sprong er echt wel uit: The Giant Dipper, de vijfde oudste rollercoaster in de V.S. Ook wij hebben ons gewaagd aan een ritje op deze oude houten roetsjbaan. 







Tot slot wandelden we nog over de pier en aten we in een restaurantje met uitzicht op de pier en het strand. Na het avondeten gingen we terug naar het motel en je raadt nooit wie ons op deze wandeling vergezelde. Jawel, onze vriend de regen.

Dag 9: Santa Cruz – Mojave
(Ilse)

Op zondagochtend namen we afscheid van de kust. We reden landinwaarts, met Death Valley als eindbestemming en Mojave als noodzakelijke tussenstop. Het eerste deel van deze trip bedroeg alvast een goeie 500 kilometer. We namen om beurten plaats aan het stuur en kregen een heel andere omgeving te zien. Eindeloze velden, met afwisselend aardbeien, look, avocado’s en pistachenoten, en natuurlijk de nodige heuvels. Daar reden we over, rond, of soms gewoon door.




We aten in een wegrestaurant, waar ze niet alleen eten en toiletten hadden, maar ook douches, een wasserette en een cinemazaaltje. En ja, daar zat volk, zelfs op het middaguur. Het bleek een populaire rustplek voor vrachtwagenchauffeurs.


Op een volgende stop kwamen we een winkel tegen die we hier nog niet eerder gezien hadden en die we behoorlijk hallucinant vonden. Dollar Tree. Hier verkopen ze alles aan 1 dollar. Alles. Wasproducten, diepvriesmaaltijden, schoolgerei, verzorgingsproducten en zelfs keukengerei en glazen. Toch bizar als je weet dat een aantal van de merken die er stonden ook gewoon in andere winkels staan aan een tienvoud van de prijs.

Naarmate we in de buurt kwamen van Mojave, kwamen we steeds vaker de volgende waarschuwing tegen: 


Het was een waarschuwing die je niet zomaar in de wind kon slaan (hebt ge’m?). Mijn flauwe humor ten spijt was er wel degelijk zoveel wind dat onze auto bijna de lucht in ging. Het windmolenpark van Tehachapi was daar duidelijk blij mee, maar wij vonden het iets minder. Gelukkig was de omgeving mooi genoeg om te compenseren.





In Mojave was het koud en verlaten. Het werd een microgolfmaaltijd voor tv en bedje in.




Dag 10: Mojave – Death Valley
(Ilse)

We wreven de slaap uit onze ogen en zetten onze trip richting Death Valley verder. Vandaag stond er iets meer dan 300 kilometer op het programma. Gelukkig was ik zo slim om het eerste deel daarvan voor mijn rekening te nemen. Davy kreeg het tweede en daarmee een tweede kans op knikkende knieën. Aangezien we een vallei als eindbestemming hadden, moesten we eerst enkele bergen over. De kronkels en bochten konden zeker concurreren met die in Big Sur. Maar een geoefend man is er twee waard, dus bereikten we veilig en wel onze eerste halte in Stovepipe Wells. Gelukkig wisten we toen nog niet wat ons de volgende dag te wachten stond…




De vallei des doods bleek warm. Heel warm. Maar dat wisten we op voorhand. Death Valley dankt zijn naam aan goudzoekers in de 19e eeuw die de weg kwijtraakten en stierven. Het is één van de heetste plekken ter wereld. In Stovepipe Wells betaalden we inkomgeld en kregen we een kaart en een krantje van een behulpzame ranger. Iets verderop brachten we een bezoek aan de Mesquite Flat Sand Dunes.



De volgende stop was Furnace Creek, net als Stovepipe Wells een woestijndorp, maar dan met een gigantisch resort eraan verbonden. In de kamers (met een mooi prijskaartje) was geen plaats meer voor late beslissers zoals wij. We sloegen het noodzakelijke vocht in en zetten onze weg verder naar Zabriskie Point:




Nog net voor het donker bereikten we het Amargosa Opera House & Hotel, onze slaapplaats voor de volgende nacht. Het is een vrij bekende plek omwille van de vele muurschilderingen van de hand van Martha Becket en de theater- en dansvoorstellingen die ze daar meer dan 40 jaar lang dagelijks gaf, of er nu publiek was of niet. Ze is ondertussen 88. Haar laatste show was op 12 februari 2012. De muurschilderingen bleken inderdaad prachtig, maar het gebouw is in erbarmelijke staat.






Dag 11: Death Valley – Tecopa
(Davy)

Na het ontbijt op onze kamer reden we opnieuw naar Death Valley, waar we de rest van de bezienswaardigheden op ons lijstje wilden bezichtigen. Onze eerste stop was Dante’s View, een adembenemend uitkijkpunt over Death Valley op 1669 meter boven de zeespiegel.
Om er te geraken moesten we dus weer een aantal bergpaskronkels trotseren. Het bochtenwerk vormde niet echt een probleem, maar op het einde was de helling enorm steil (15%). Werkelijk ongelooflijk. Op een gegeven moment dacht ik dat we gingen stilvallen en achteruit bollen. Plankgas geven en nog nauwelijks vooruit geraken, dat hadden we nog nooit meegemaakt. Gelukkig raakten we boven en werden we beloond met een fenomenaal uitzicht over de oogverblindende zoutpan van Badwater.



Nadat ik de moed bij elkaar had geraapt om terug naar beneden te bollen (gas geven bleek niet nodig), reden we door de 20 Mule Team Canyon. Dit onverharde traject kronkelt tussen de gesteenten door en toont wat wind en regen doorheen de jaren kunnen doen. Deze route werd bovendien gebruikt door een groep van 18 ezels, 2 paarden en 3 karren om boraxertsen te vervoeren.
De kronkelbaan vergde niet veel stuurmanskunsten, maar aangezien het een onverharde weg was, mocht je maximum 20 mijl per uur rijden om niet te veel stof te maken. Dat had als voordeel dat ik rustig kon meekijken naar de omgeving. Bij de laatste bocht ging het echter mis, want net erachter lag een venijnige bergop. De auto had niet genoeg snelheid en halverwege de helling sloeg de motor af. We schoven een beetje naar achter en naast mij had er iemand behoorlijke schrik. Handrem op en bergop vertrekken in eerste. Daarom moest je dat dus leren voor je rijexamen.




Het middaguur naderde, dus stopten we in Furnace Creek om te tanken en om middageten te kopen. We brachten ook een kort bezoek aan het plaatselijke museum.
  


Onze volgende activiteit was de Golden Canyon Trail, een wandeling op een smalle weg tussen grote en kleurrijke rotsformaties. Na de wandeling picknickten we aan de ingang van de kloof.





een kikker



De volgende halte was Devil’s Golf Course, een ruw terrein bestaande uit grote zoutkristallen. Het lijkt wat op een koraalrif, maar dan zonder de zee.



Vervolgens zetten we onze weg verder naar het Badwater Basin. Deze sneeuwwitte vlakte van zout ligt op 86 meter onder het zeeniveau en is het laagste punt in Noord-Amerika.





Tot slot reden we door Artist’s Drive, wederom een kronkelend baantje dat klimt en daalt langs roze, groene, purperen, bruine en zwarte rotsen met als hoogtepunt Artist’s Palette. Het lijkt alsof de kleuren met een grote borstel geschilderd zijn, maar eigenlijk werden ze veroorzaakt door oxidatie van metalen in het gesteente. Echt wel een visueel spektakel en een mooie afsluiter van ons bezoek aan Death Valley.













Via Death Valley Junction en Shoshone reden we naar Tecopa, bekend om zijn natuurlijke hot springs in the middle of nowhere. Dat was ook de reden waarom wij er nog een nachtje wouden blijven. Bij het inchecken vroegen we waar we konden dineren, maar na een telefoontje bleek dat het enige restaurant in de buurt gesloten was. Dat betekende dat we terug moesten naar Shoshone om eten te kopen. Het werd weer pasta in een potje. Na het avondeten namen we een bad in één van de hot springs.





Dag 12: Tecopa – Irvine
(Davy)

Voor we uit Tecopa vertrokken, gingen we nog één keer genieten van het warme water van de hot springs. Daarna reden we terug naar Shoshone om te tanken en nog wat inkopen te doen.  Geloof het of niet, maar dit dorpje met 31 inwoners heeft z’n eigen airstrip en zelfs een museum. Hier wordt de geschiedenis van het dorpje verteld en ligt het skelet van een gigantische mammoet.



Na al die cultuur was het tijd om nog iets te eten. Dus namen we plaats op het terras van de plaatselijke saloon. Het koppel dat enige tijd later aan het tafeltje naast ons kwam zitten, sprak een taaltje dat verdacht veel op Nederlands leek. Het bleken Antwerpenaars die op vakantie waren in de VS. Zij trokken richting Death Valley, maar voor ons werd het dringend tijd om huiswaarts te rijden. We hadden nog 380 km voor de boeg. De terugreis verliep zonder problemen. We kwamen veilig terug thuis en zetten een punt achter onze allereerste roadtrip.